naar Gerry's homepage |
Als ik bij de zestig kilometer doorkom en weet dat het nog veertig kilometer is, begint de moed mij in de schoenen te zakken. Ik ben moe, ik vind het niet meer leuk, ik voel een blaar opkomen, en ik moet nog zo ver… uitstappen zou nu heerlijk zijn. Maar ik wil niet stoppen, ik wil doorgaan, ik wil finishen. Ik heb ervoor getraind, ik kan het aan, ik moet niet zeuren. Natuurlijk is honderd kilometer ver, maar als je van te voren weet dat je gaat uitstappen, moet je er niet aan beginnen, zo simpel is het.
De afgelopen twee jaar heb ik de honderd van de Run Winschoten aan mij voorbij laten gaan. Het is geen afstand om lichtvaardig te lopen, daar is het te eenvoudigweg te ver voor. De honderd is voor mij een afstand waar ik echt voor moet trainen, kilometers voor moet maken, andere dingen voor opzij moet zetten en dat is me de afgelopen twee jaar niet gelukt. Ik schakelde dus maar over op het bijnummer, de vijftig. Ook leuk, maar natuurlijk niet het echte werk. Het voelde dan ook twee jaar lang alsof ik spijbelde, ik stapte immers halverwege uit waar anderen doorgingen.
Het zit me niet lekker. Ik weet dat ik het kan, een mooie honderd lopen. Maar dan moet ik er een keer echt voor willen gaan.
Een bevriende loper krijgt ieder jaar zijn schema van voormalig ultratopper en bondscoach Gerrit van Rotterdam, inmiddels docent ultralopen bij de KNAU. Als iemand er iets vanaf kan weten, is hij het wel. Ik trek de stoute schoenen aan en vraag Gerrit of hij voor mij ook een schema wil maken. Niet om Winschoten te winnen, maar om eindelijk een keer goed voorbereid aan de start te staan. En hoera, hij wil dat wel. Hij vraagt wat gegevens en maakt dan voor mij een op maat gemaakt schema.
Als ik het krijg, moet ik even slikken. Het is véél meer dan ik gewend ben te doen. Het schema gaat tot 140 kilometer per week, met duurlopen van vijf of zes uur, en dat weken achter elkaar. Hoe moet ik dat organiseren? Waar haal ik de tijd vandaan? Als ik dan ook nog op de tweede dag van het schema bij een simpele tempotraining een zweepslag krijg, heb ik het even moeilijk. Weet ik wel zeker dat ik dit wil?
Ja, dat weet ik zeker. En dus doe ik even geen tempotraining, bezoek ik voor het eerst in mijn leven een fysiotherapeut en geniet ik van een ontspannen loopvakantie in Duitsland. Ik moet positief blijven denken, anders kan ik net zo goed meteen stoppen.
Zo goed en zo kwaad als ik kan, houd ik me aan het schema. Oké, soms moeten duurlopen in tweeën (of zelfs in drieën) geknipt worden om ze haalbaar te maken. Ik ga regelmatig lopend naar trainingen en andere afspraken en ben voortdurend creatief kilometers aan het sprokkelen. En zowaar, ik kan me voor een groot deel aan het schema houden. Dat geeft vertrouwen voor 13 september.
De week ervoor neem ik bewust gas terug en op de wedstrijddag sta ik ontspannen aan de start. Gerrit is er en ook, voor de gezelligheid en ter ondersteuning, een Terschellinger estafetteploeg. De sfeer is prima, het weer is goed en iedereen heeft er zin in. Maar dan slaan bij mij toch de twijfels toe. Pfff, honderd kilometer, wat een eind. Heb ik wel genoeg gedaan? Had ik de duurlopen toch niet in één keer moeten doen? En waar haal ik het lef vandaan om weer zo willen lijden?
Ik loop stukken gezellig op met Jannet Lange en de kilometers rijgen zich als vanzelf aaneen. Het gaat zo goed, dat ik de eerste vier rondes iets te snel loop. En dat had ik niet moeten doen, want ik word moe. En ik ben nog niet eens op de helft. Er rest maar één ding, en dat is gas terug nemen. Ik zie Jannet langzaam van mij weglopen, maar ik zit er niet mee. Ik loop mijn eigen race en heb maar één doel: goed finishen.
Mijn rondetijd loopt één keer vijf minuten op, maar blijft dan constant. En na zeventig kilometer weet ik het zeker: ik ga finishen vandaag en ook nog eens in een mooi pr. Na tachtig kilometer lukt het me zelfs kort te versnellen. Het voelt nog steeds goed en ik ben niet half zo kapot als drie en vier jaar geleden. Vlak voor de finish pers ik er nog een eindsprintje uit. En na afloop ben ik wel moe, maar niet doodmoe. Ik wandel rustig door en plof dan tevreden met een bekertje bouillon op een stoel. Ik ben vooral verbaasd. Ruim een kwartier van mijn pr af (eindtijd 10:11:47) en niet eens kapot. Hoe kan dat nou?
Het antwoord is natuurlijk heel eenvoudig: omdat de voorbereiding eindelijk een keer klopte. Ik had een goed schema, goede begeleiding en een positieve instelling. En dan kun je heel veel aan. En hoef je zelfs niet meer bang te zijn voor een honderd kilometer.
Foto's o.a. Meijco van Velzen