naar Gerry's homepage

Terug naar index <=> Verder naar volgende

Swiss Alpine 2013: weer adembenemend mooi

zaterdag 27 juli 2013 - 12:16:36

Er kan veel gebeuren in vijf jaar. Je kunt ook veel vergeten in vijf jaar. Vijf jaar geleden liep ik voor de eerste keer de Swiss Alpine, een wedstrijd van 78,5 kilometer en 2.650 hoogtemeters rond Davos. Dat was best zwaar toen, kon ik mij herinneren, zeker de laatste tien kilometer. Maar daar kun je op trainen, hield ik mijzelf voor. Ik wist ook nog hoe mooi het was onderweg. Maar wat ik vergeten was: hoe verschrikkelijk moe je wordt aan het eind. En dat vroeg of laat het moment komt dat je het echt niet meer leuk vindt.

Ik had er dit keer beter voor getraind, vond ik. Ik was de afgelopen maanden bijna elke vrijdagochtend op de Holterberg te vinden, maakte trainingsweken van ruim boven de honderd kilometer, liep diverse trainingsmarathons en deed regelmatig twee trainingen op een dag. Ik was er klaar voor, dat wist ik zeker.

Het is fantastisch om weer in Davos te zijn. Het dorp gonst van de activiteit. Overal wandelen, lopen en fietsen fraai gebruinde en strak afgetrainde lopers. Op vrijdag, een dag voor de wedstrijd, kan het startnummer worden afgehaald. Voordat we dan doen, lopen Piet en ik nog een rondje rond de Davoser See. Het is er druk met hardlopers die in alle mogelijke talen goedendag zeggen. Ook in het Kongress Zentrum, waar de startnummeruitgifte is, is het druk. Ik word aangeschoten door twee Nederlanders die voor het eerst meedoen. Of ik nog tips heb. Gewoon rustig starten, onderweg vooral genieten en blijven doorgaan, ook als je moe wordt. En gaat het niet meer, dan is stoppen geen schande, zeg ik er nog bij. Want er wordt morgen een temperatuur van ruim dertig graden verwacht, voor het hooggelegen Davos heel uitzonderlijk. En daar maakt de organisatie zich wel wat zorgen om, is te lezen op de site en in de nieuwsbrief. Niet dat ik erover pieker om uit te vallen. Maar je weet het nooit.

Ik slaap kort maar goed, met de wekker op vijf uur. De start is om zeven uur, dus zitten we al vroeg aan het ontbijt. Het hotel heeft, ondanks het vroege uur, gezorgd voor dampende spaghetti. Ik houd me maar gewoon aan koffie, broodjes en een flinke bak bircher-muesli.

Vlak voor de start word ik even nerveus. Het is toch wel een eind, de bergen zijn best hoog, het was vorige keer erg zwaar. Maar ik kan de opkomende angst terugduwen. Kom zeg, ik ben fit, ik heb goed getraind, ik kan het aan, ik ga het gewoon doen. Dan klinkt het startschot en is er geen ruimte meer voor dergelijke gedachten.

De eerste kilometers gaan door het dorp Davos. Er staan al mensen langs de kant, sommigen nog in pyjama. Ik loop rustig en ontspannen. Ik heb geen haast, ik wil sparen de eerste helft. Gelijk met ons starten ook de C42 - de marathon over de eerste helft - en de 30 kilometer. Iedereen is herkenbaar aan de kleur van het startnummer. Blauw en groen voor de kortere afstanden, rood voor de langste.

Na een kilometer of tien komt de eerste klim, en die is best pittig. Ik besluit even wandelen en ik ben lang niet de enige. Krachten sparen is het devies. We lopen door een dorpje waar de bewoners vrolijk klingelen met grote koebellen. De omgeving is prachtig. Stoere boerderijen in groene weilanden, met op de achtergrond de bergen, afgetekend tegen een strakblauwe lucht. Er wordt opvallend weinig gepraat. Meestal is bij een ultraloop de sfeer ontspannen in het begin. Maar niet bij de Swiss Alpine. Blijkbaar ben ik niet de enige die weet wat er nog komt.

Na wat glooiende paadjes door het bos komen we aan in Filisur. De deelnemers aan de 30 kilometer mogen hier finishen. Ik kijk op mijn horloge en klok drie uur en een kwartier. Dat is netjes, denk ik. Netjes omdat het niet te snel is, en ook netjes omdat ik ondanks het wandelen niet al te veel tijd heb verloren. Het hele dorp is in feeststemming. Er is volop water, zowel bij de verzorgingspost als in de diverse waterbakken met bergwater. Ik grijp een spons, doop hem een paar keer in het ijskoude water, koel er mijn nek en mijn polsen mee en steek hem bij me. Dat ritueel zal zich vandaag nog ontelbare keren herhalen.

We lopen, met een forse klim onderweg, verder naar Bergün. Hier eindigt de eerste marathon en start marathon nummer twee. En begint het klimmen pas echt. In Bergün kun je dan ook van kleding of schoenen wisselen, of extra kleding meenemen voor in de bergen. Vijf jaar geleden knoopte ik voor de zekerheid een jasje om mijn middel. Je wist maar nooit hoe koud het zou worden boven, of misschien ging het regenen. Dit jaar loop ik de schuur met kleding voorbij. Het is bovenin de bergen twintig graden, met een brandende zon. Extra zonnebrand, dat zou handig zijn, maar een jasje of shirt met lange mouwen, nee, laat maar.

Het gaat nu serieus omhoog. Hardlopen gaat niet meer, we zoeken klimmend en klauterend onze weg. Opeens begint het hard te waaien. Het is niet de föhn die plotseling opsteekt, maar een helikopter die een lege watertank op komt halen. Een vrijwilliger met headset geeft instructies aan de piloot, een ander houdt de partytent stevig vast. Ik sta even stil, geniet van het imposante gezicht van een helikopter vlak boven mijn hoofd, maar meer nog van de wind die de rotorbladen veroorzaken. Het is heerlijk verkoelend.

Het gaat verder, naar Chants. We zitten bijna op vijftig kilometer. In de berghut van Chants genieten wandelaars heerlijk van de zon op het terras. Ik zwaai even en loop verder. Beter gezegd: ik wandel verder. Want het gaat weer steil omhoog. We gaan in nog geen vijf kilometer van 2.000 meter naar de Kesch Hütte op ruim 2.600 meter. En dat voel je goed. Het bospad wordt een bergpad, zonder bomen, maar wel met veel keien. En met regelmatig passages door bergbeken. We springen van steen naar steen, zo goed en zo kwaad het gaat. In de verte zie ik de grote houten, vierkante hut liggen. Maar een kilometer in de bergen is heel wat anders dan een kilometer in ons vlakke land. Het klimmen duurt eindeloos. Ik merk dat mijn hartslag op hol slaat als ik stug door blijf gaan. Ik moet regelmatig even pauzeren om te herstellen. Wanneer ik me tijdens een van de korte stops even omdraai, houd ik als vanzelf mijn adem even in. Het is letterlijk adembenemend mooi. "Wow", ontsnapt me, terwijl ik neerplof op een rotsblok. "Geht´s?", is meteen de bezorgde vraag van een andere deelnemer. Want ik zal vandaag niet de eerste zijn die het niet meer trekt. Maar nee, niets aan de hand, gewoon even genieten van het landschap, op adem komen en daarna weer verder.

Bij de Kesch Hütte, op 54 kilometer, staat de eerste arts die controleert of het nog goed gaat met de lopers. Met mij gaat het prima, dank u, even wat eten en drinken en verder maar. We dalen weer. Ho, dat was ik even vergeten. Hebben we nu zo´n eind geklommen om weer te gaan dalen? Het gaat al snel steil naar beneden. Ik ben er niet blij mee, want ik weet dat de Kesch Hütte niet het hoogste punt was vandaag. Bij een helder bergmeer, net onder de 2.400 meter, stopt het dalen. En omhoog gaat het weer, naar de Sertig Pass, op 2.739 meter. En daar heb ik geen zin in, merk ik. De benen zijn moe, ik wil niet meer, ik wil alleen maar dalen. In een bocht staat weer een arts. Ze kijkt ernstig. Ik kijk zo vrolijk mogelijk terug. Ik zet de knop om, kom op, die laatste klim kan er ook nog wel bij. Niet omhoog kijken, want dan zakt de moed je in de schoenen. Naar het pad blijven kijken, de ene voet voor de andere zetten en klimmen maar.

Het is doodstil geworden onderweg. Alleen het gehijg van de lopers klinkt, met zo nu en dan een verwensing. Niet zo raar, we zitten bijna op de zestig kilometer, we worden moe. Ik pas mijn ´klim-en-stop´ tactiek weer toe. Het gaat niet in één keer, het is te steil. En weer is het uitzicht, wanneer ik mij omdraai, adembenemend. Het glasheldere meer in de diepte, het lange lint van lopers, de besneeuwde bergtoppen op de achtergrond. Maar ik kan niet te lang stoppen, ik moet door, naar de top.

Vlak voor de top is een verzorgingspost. Er komt een helikopter aan, die op zo´n twintig meter afstand landt. Het is al snel duidelijk waarom wanneer een lijkbleke loper met infuus in de arm naar de helikopter wordt geleid voor een enkele reis ziekenhuis. En hij is niet de enige, er zal vandaag ruim een kwart van de 1.200 deelnemers niet finishen.

Na de top begint het grote dalen. In vijf kilometer zo´n 900 meter. Het pad ligt vol losliggende stenen en is deels bedekt met sneeuw. Ook nu moeten we weer dwars door bergbeken, waarbij we van steen naar steen springen. Ik wil niet glijden, niet struikelen, niet vallen. Dat betekent dat het daaltempo nauwelijks sneller is dan het klimtempo. Het is niet anders. Ik wil veilig overkomen.

Heel ver beneden ons zie ik de volgende verzorgingspost. Het duurt een eeuwigheid voordat ik er ben. We zitten op 63 kilometer, nog maar vijftien te gaan. Vijf jaar geleden liepen we daarna alleen nog omlaag, over een weg door het dal, rechttoe rechtaan naar Davos. Dit keer niet. We worden rechtsaf geleid, over een bospad. En dat bospad blijkt, tot mijn afgrijzen, regelmatig te stijgen. En parallel te lopen aan een nogal steil aflopende bergwand. Ik wil wel hardlopen maar ik durf niet. Vijf jaar geleden ben ik tijdens de laatste kilometers gestruikeld. Toen was de schade een geschaafde knie en een dikke vinger. Als ik nu struikel, dan lig ik meteen tientallen meters lager. Ik probeer te dribbelen, maar ben vooral aan het wandelen. Het is niet anders. En ik ben, dat is een schrale troost, niet de enige. Zo nu en dan word ik ingehaald, maar de meeste andere lopers kiezen ook voor het wandelen. Of misschien kiezen ze wel helemaal niet, maar lukt hardlopen gewoon niet meer.

Zo´n drie kilometer voor de finish kan ik de speaker horen in het stadion. Maar we dalen nog steeds niet. Ik herken de skivelden en het gondelstation waar we vanuit ons hotel op uitkijken. Hm, die liggen best hoog. Dan eindelijk, mogen we dalen. Het gaat steil omlaag. Al snel komt een bordje ´2km´ en even later ´1km´. Ik loop Davos in, het geluid van de speaker wordt sterker. Een bocht, nog een bocht en dan mag ik de atletiekbaan op. Net als vijf jaar geleden pers ik er nog een eindsprintje uit. Ik ben zo moe dat ik mijn tranen omhoog voel komen. Tegelijkertijd ben ik nog zo wakker dat ik dat grote onzin vind. Met een grijns kom ik dan ook over de finish. Dat zit erop. En nu hoef ik nooit meer. Denk ik nu. Maar misschien denk ik daar morgen wel heel anders over.


Zie ook: www.swissalpine.ch en de route.


Foto´s: www.alphafoto.com, www.swiss-image.ch en eigen foto´s.
This page is linked to the home page of Gerry Visser