naar Gerry's homepage |
Het was me wat, de afgelopen winter. Eind november ging het vriezen en viel de eerste sneeuw. En vanaf dat moment werd het steeds moeilijker om met plezier te blijven trainen. Het was te glad, te koud, te donker, te gevaarlijk, te vervelend, vul maar in. En dus bleven veel lopers liever thuis, lekker warm bij de kachel.
Mijn oma zei vroeger altijd: “Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.” En zo is het precies. Te glad? Ja, voor ijzel heb ik diep ontzag, dan blijf ik thuis. Maar bij gewone gladheid is er altijd nog wel ergens een stukje weg te vinden dat beloopbaar is. Nee, het is niet altijd even afwisselend; van de zoveelste keer het enige stukje gestrooide fietspad heen en terug word ik ook niet vrolijk, maar er kan tenminste gelopen worden. Te koud? Ja, misschien de eerste tien minuten, maar met voldoende laagjes kleding, een warme muts en goede handschoenen loop je jezelf al snel warm. Te donker? Er zijn echt genoeg goed verlichte fietspaden in de buurt, en in noodgevallen kun je altijd nog een hoofdlampje opdoen. Dat geeft goed zicht en is veilig bovendien. Te gevaarlijk? Zorg voor voldoende verlichting en voldoende reflectie. En ga er altijd van uit dat iemand jou niet ziet, dan kan het alleen maar meevallen. Te vervelend? Dat vraagt wat creativiteit. Ook in een saaie omgeving kun je prima een gevarieerde training doen. Speel met minuten, straatlantaarns, kilometerbordjes, vul maar in. En soms is simpel lopen door een verlichte buurt ook een hele belevenis, zeker als niet iedereen de gordijnen dicht heeft getrokken.
Het scheelt een stuk wanneer je vooral de mogelijkheden ziet en niet de beperkingen.
En zijn de wegen echt onbegaanbaar, dan is er altijd nog het alternatief van de loopband. Ingrid Kristiansen, die een jaar of twintig geleden wereldrecords liep op de 5, 10, 21 én 42 kilometer, woont haar hele leven al in Noorwegen, een land waar de winters pas echt lang, koud en donker zijn. In haar beste jaren (ze liep toen 2 uur 21 op de marathon) trainde ze tien keer per week op de loopband. Zo kwam ze de lange Noorse winters prima door.
Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan, dacht Ingrid. En liep vervolgens in het voorjaar iedereen voorbij.